Herinneringen
aan Berlicum. Een
zij gerookt spek Berlicum, midden jaren vijftig. Zo ongeveer in november werd er bij ons altijd wel een varken geslacht. Dat tijdstip was ook logisch, want binnen brandde inmiddels de kachel en een deel van de slacht moest gerookt worden. Onze schoorsteen had twee rookkanalen. Eén voor het stoken van kolen en alles wat brandbaar was, hout, versleten schoenen, karton. Wanneer er worst, ham en spek moest worden gerookt, werd de kachel omgezet op het andere rookkanaal: de schouw. Dan mocht er alleen hout worden gestookt, zuiver hout van wilgen of eiken. Mijn ouders zagen er op toe dat niemand in het gezin iets verkeerds in de kachel gooide. Voordat de hammen, het spek en de worst in de schouw hingen hadden zij al een behandeling ondergaan. In de kelder waren ze ingewreven met een dikke laag zout en één voor één in de pekelbak gelegd. Heel compact, met passen en meten, waarbij telkens handen vol zout over het vlees werden gestrooid. Dat onttrok in enkele dagen zoveel vocht aan het vlees, dat het in een rozige pekel onderging. Omdat vlees van nature in pekel drijft waren er zware kiezelkeien bovenop gelegd. Na enige tijd werd alles uit de pekel gehaald en afgedroogd. Op zolder bood een zwarte ijzeren deur toegang tot de schouw. In de schouw werden de ronde worsten over een horizontale stang geschoven. Het overige vlees werd met spekhaken daaraan opgehangen. Beneden begon het voorzichtige stoken van het hout in de kachel. Mijn ouders kenden het procedé, dat weken duurde. Daarna bleef het vlees gewoon geruime tijd in de schouw hangen. De gerookte ham en de worst waren lekker als broodbeleg. Een afgesneden plak bleef op zijn kant rechtop staan. En zelfs het spek zou tegenwoordig als een "specialiteit" worden verkocht. Maar gaandeweg de winter werd dat gerookt spul op je brood toch wel eentonig. Omdat de hammen en worsten altijd het eerst op waren, bleef een zij spek wel eens wat langer in de schouw hangen dan mijn ouders lief was. En op het laatst gold de huisregel dat wij eerst een boterham met gerookt spek naar binnen moesten werken, voordat we mochten overgaan op de huishoudjam van Thé Edah of anders gewoon op suiker. Wie zeurde liep het risico op een boterham "met tevredenheid". Een straf die mijn moeder had bedacht en die bestond uit twee sneden brood met niets ertussen. Ze mopperde dat we verwend waren omdat we de oorlog niet hadden meegemaakt en voorspelde dat er een tijd zal komen waarin we met minder tevreden zouden zijn. Het maakte op ons kinderen geen indruk. "Buut!" gilt de stem van mijn zusje dat vanuit haar schuilplaats ongezien de zijgevel van de boerderij weet aan te tikken. We spelen verstoppertje als een gebruinde jongen van een jaar of tien op een oude fiets het erf oprijdt. Met een jute zak in de hand, vraagt ie of ie ons moeder wat mag vragen. Dat mag. Ik loop mee naar binnen. Ze hebben thuis een nieuw kindje erbij, zijn moeder is ziek en nu moet hij op weg, want zijn vader is .. "Ja mevrouw, dat klopt, onze woonwagen staat bij de Aa-brug". Of we geen aardappelen kunnen missen, een kip die van de leg is misschien, een rode kool, appels of zoiets. Mevrouw? Achterdochtig klinkt een antwoord: "De baas is buiten". De jongen verdwijnt uit de deuropening. Mijn moeder, ze twijfelt even, vliegt de trap op, de schouwdeur piept, ze stommelt naar beneden. "Hé jongen kom terug, hou die zak open en niks zeggen buiten". Verbaasd, een bultige zak achter op de fiets, daar gaat ie. Dan een aarzeling. "Genoeg vandaag!" Hij keert om met een verrukte glimlach, gooit de fiets tegen de gevel. "Buut!", de rest van de middag verstoppertje. Narus van Balkum andere herinneringen aan
Berlicum: Doedelen Berlicum, Beekveld, 1954. "Slachter, ik krijg de blaas, hè!". Om dat eigendomsrecht stechelen wij kinderen, wanneer ons slachtvarken zojuist de laatste adem heeft uitgeblazen. De slachter velt een Salomonsoordeel, terwijl hij vlijtig de haren van het beest schraapt, nadat het met kokend water was overgoten. "Wie 't varken het eerst z'n kont kust". Dit is een daad van grote moed, want de vorige keer drukte de slachter op het kritieke moment zijn knie stevig in de liesstreek van het gestorven varken met zijn inmiddels verlamde sluitspier. Je moet het dus vlug en onverwacht doen en verder het risico maar nemen wil je later de trotse eigenaar worden van de "doedelpot". Openingen van urineleiders aan de blaas worden met een vliegertouwtje dichtgeknoopt. Door een overgebleven opening probeerden we vroeger al eens vergeefs het glibberig vettig ding op te blazen, tussendoor spugend om de vieze smaak kwijt te raken. Wijsgeworden bevestigen we nu met wat kunst- en vliegwerk een, uit een oude fietsband geknipt, ventiel in de opgerekte opening. De blaas wordt stevig opgepompt tot een witte roodgeaderde bol en boven de kachel te drogen gehangen. Hij ruikt heel erg naar varken, een lucht die zich binnen enkele dagen door het hele huis zal verspreiden, wanneer ook de rest van de slacht wordt verwerkt. Na enige weken drogen heeft de bol een perkamentachtig karakter gekregen. 1955. Daags voor aswoensdag wordt bij ons thuis vastenavond gevierd. Tevoren is de gedroogde varkensblaas voorzichtig aan een kant opengeknipt en het perkamenten vlies in water te weken gezet om het wat soepeler te maken. Daarna is het ventiel vervangen door een stevig riet en het vlies over de opening van een weckfles gespannen, met het riet in het midden en naar buiten gericht. Een echte doedelpot. "Eerst in je hand 'spiertsen' (= spugen) en dan doedelen", weet mijn vader en hij laat zijn natte hand geklemd om het rietje heen en weer glijden. "Woepe, woepe, woepe" bromt de doedelpot. Na enig oefenen hebben we het 'doedelen' ook onder de knie. We mogen na school, verkleed en wel, gaan "doedelen" in de buurt. Met hoge kinderstemmen zingen we, bij een maatgevend "woepe woepe" en in onvervalst dialect, onze buren door de geopende deur toe: Jan t'is vastenaovend, 'k kom nie thuis vur
t'aovend, We krijgen een kleinigheidje, ieder een stuiver of ieder een snoepje, een aai over onze bol en "vergeet niet de groeten thuis". We kibbelen over wie mag doedelen op het volgend adres. Thuisgekomen eten we snert en 's avonds oliebollen, waarbij we een klein glaasje donker bier of een beetje gewoon bier met wat suiker mogen drinken. Voor we naar bed gaan wordt een leeg snoeptrommeltje in de kast onder het "heilig hartbeeld" gezet. Daarin moeten we 6 weken lang al ons snoepgoed stoppen. "Om te leren vasten", verduidelijkt mijn moeder met een zweem van ongeloof. 1955: Geen carnaval, maar een échte vastenavond. Narus van Balkum * Oplettende lezers, nog
opgegroeid met de kerkelijke kalender, zullen opmerken dat
genoemde Jan nooit in de maneschijn is thuis gekomen. Op
vastenavond is het namelijk altijd ten naaste bij nieuwe (=
donkere) maan, omdat Pasen valt op de zondag na de eerste volle
maan in de lente en vastenavond 40 dagen (d.i. anderhalve
"maan") ervoor. Mogelijk zag Jan dus een ander licht,
omdat hij goed "gelimmineerd" (=dronken) was. (Waarschijnlijk
afgeleid van geïllumineerd = feestelijk verlicht, hier in
overdrachtelijke zin). andere herinneringen aan
Berlicum: Extra trefwoorden: historie, historisch, Kuijpers, geschiedenis, 1951,
1952, 1953, 1954, 1955, 1956, kinderen, zigeuner, zigeuners,
bedelen, bedeling, boer, boeren, voedsel, voeding, vlees,
slachten, slachtvarken, rokerij, armoede, armoe, discriminatie,
Roma, welzijn, opvoeding, educatie, lagere school,
schoolkinderen, inkomen, kostwinner, rijkdom, wederopbouw,
Brabant, Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch, Den Bosch, Middelrode,
Rosmalen, Den dungen, Heeswijk, de Aa, de Run, Kuipers, Leo
Kuijpers, kind, jeugd, jongeren, schenken, schooien, schooier,
Romanov, landbouw, veeteelt, varkens, kippen, koeien, groente,
fruit, honger, kostwinner, kinderarbeid, aalmoes, eten, Meierij,
normen en waarden, schenken, welzijn, sociaal, sociale, gift,
giften, de Run, dorp, dorpen, eten, roken, rook, conserveren,
zouten, pekelen, slachten, menu, eetgewoonte, oorlog, vrede,
verleden tijd, ouderwets, huishouden, huishoudelijk, gezin,
gezinsleven, vlees, voedselgebrek, op de bon, ondervoeding,
sociaal, sociale, dorp, dorpen, maaltijd, maaltijden, rommelpot,
foekepot, vastentijd, versterven, armoede, feest, welzijn,
gezinsleven, carnavalslied, carnavalsliederen, volkslied,
volksliederen, dialect, volksgebruik, traditie, tradities |